Microlabels: Méér dan platen

Het is vooral in termen van structuur en procedure dat de labels die hier aan bod zullen komen worden beschouwd – en ze definiëren zichzelf vaak fier als – « kleintjes ».

Op het scharnierpunt tussen de jaren 1960 en 1970, gaan een reeks cineasten (en vervolgens theoretici) de gebruikelijke modus operandi van filmprojecties (een filmprojector in een cabine, zittende toeschouwers allen naar één zelfde scherm gericht) in twijfel trekken door een soort « alles mag » die snel « expanded cinema » zal heten (bijvoorbeeld : verschillende projectors, eventueel in de zaal zelf, het publiek mag opstaan, bewegen, of zelfs de zaal verlaten, enz.). Eerst bij de aanvang van de jaren 1970 en 1980 (met de do-it-yourself post-punk scène en de internationale cassettelabels) en vervolgens vanaf midden jaren 1990, gaan een reeks muzikanten en muziekactivisten het dominante productie- en diffusiecircuit van de muziekindustrie ter discussie stellen. Behalve dat hier de revolutie implosief zal zijn in plaats van explosief, reductionistisch in plaats van expansionistisch, en een grondige schoonmaak zal doorstaan die – door politieke of esthetische voorkeur of zonder enige keuze door economische redenen – hem van een paar mechanismen van de gebruikelijke platenproductie zal ontdoen.

Gewoonlijk, om het simpel te zeggen, wordt een artiest of een groep door een art director van een platenfirma opgemerkt op basis van een demo of een maquette; na het ondertekenen van een contract (vaak voor meerdere jaren en verschillende releases), gaat hij in een studio om de definitieve plaat op te nemen en te mixen; er wordt een releasedatum vastgelegd waarop een communicatiedienst zich baseert om promo-exemplaren naar de pers te sturen en de radio’s te voorzien van singles; een distributeur zorgt ervoor dat de platen op tijd in de platenwinkels liggen, enz. Wat betreft de microlabels, die vaak kleine structuren zijn van één of twee personen (regelmatig de muzikanten zelf, die hun eigen muziek of de muziek van hun naasten of konsoorten uitbrengen[1]), kan de demo de cd in omloop worden, deze kan thuis worden opgenomen (wat zorgt voor de besparing van een opname in een professionele studio extra muros); zelfs thuis gedrukt of gekopieerd worden (cassettes en CD-R[2] die geen bezoek aan een fabriek vereisen), enz. De vakjes « pers » en « winkel » van de Monopoly van de muziekindustrie kunnen ook vrijwillig worden genegeerd (met het opzicht dat de voorgestelde muziek waarschijnlijk te verbazingwekkend of te eigenaardig is om er zijn plaats of echo te vinden).

Techniek en financiën / Zoals regelmatig in de geschiedenis van artistieke expressie – en van muziek in het bijzonder – is de opkomst van nieuwe vormen of aanpakken gebonden aan het ontstaan van nieuwe technieken (instrumenten, een opname die niet foefelt, zelfs met ruis, is beter dan een alledaagse opname, te proper en sterielopname- en verspreidingsmateriaal of dragers, enz. ). En deze technische elementen vliegen natuurlijk niet vrij rond in een ideale wereld, zonder noodzakelijkheid voor het concrete. Alle techniek heeft een prijs en de kostprijs bedraagt bijna evenveel als wat het opbrengt. Rond 1993-1995, dalen de prijzen van de vierbandenopnemers (voor opnames) en van de CD-branders (noodzakelijk voor de CD-R labels) drastisch. Het eerste toestel biedt de mogelijkheid om thuis op te nemen, band per band, op lopende audio cassettebanden. De beperkte breedte van de magneetband en zijn trage afspeelsnelheid maken het geluid meer approximatief, in vergelijking met de studiomagneetband van ¼ inch. Maar een reeks muzikanten uit de lo-fi beweging (low-fidelity / lage weergavegetrouwheid) nemen dit geluid over, en eisen zelfs deze nabije of waarheidsgetrouwe kwaliteit (een opname die niet foefelt, zelfs met ruis, is beter dan een alledaagse opname, te proper en steriel). In België in de jaren 1995-2000, komen deze muzikanten terecht op de labels Toothpick, Studio Muscle, LéBo disques, Ubik, enz. Kort daarna, op het einde van de jaren 1990, is het de steeds gemakkelijkere en goedkopere toegankelijkheid tot efficiënte personal computers en interessante opname- of geluidsbewerkingsoftwares die nieuwe mogelijkheden zal bieden aan andere muzikanten. Vanaf dan wordt het vaak mogelijk om aan de voormalige prijs besteedt aan de studio-opname van een demo teneinde een hypothetisch contract af te sluiten met een platenlabel, een paar nummers do-it-yourself op te nemen, ze te drukken (op vinylplaten, CD of cassette) en ze te verspreiden via een microlabel, direct aan het publiek.

Muziekstijlen / In 1980, neemt Andy Partridge van de groep XTC op voor de compilatie van nummers van minder dan één minuut Miniatures, « The History of Rock’n Roll » : een samenvatting in 20 seconden van 40 jaar rockmuziek, via een archetypisch geluid of instrument voor elke decennia. Voor de eighties, nochtans pas begonnen, kiest Partridge een synthesizer geluid. Vandaag, zelfs met een retrospectieve kijk, stellen we ons de vraag welk geluid kon worden gekozen voor de jaren 1990 ? Dit decennia zal worden gekenmerkt door tegelijkertijd elektrische grunge gitaren, akoestische gitaren van sommige singer-songwriters, geïnformatiseerde of disfunctionele elektronica, enz. In België, is het Vlaamse label (k-raa-k)³ – dat meer een onafhankelijk label is van een zekere grootte, een tijd gesubsidieerd door de Vlaamse overheid maar dat voortvloeide uit het microlabel Toothpick / Toothache en altijd kleinere vriendenstructuren is blijven helpen – een voorbeeld van deze muzikale diversiteit van de jaren 1990. Zowel wat betreft de contracten van het label, als de geprogrammeerde muzikanten tijdens de legendarische jaarlijkse lentefestivals, brengt het Vlaamse label de rock, noise, elektronische, pop, akoestische en post-jazz scène samen. Een muzikant zoals Jürgen De Blonde, actief in het domein van de elektronische muziek (Köhn) en van de chanson (Ed Nolbed), zowel in solo als in groep (De Portables), is ook een goed voorbeeld van de weigering om te kiezen in het goed nabuurschap van de in eerste instantie verschillende muzikale overtuigingen. Het is dus niet aan een muzikale stijl of aan een geluidstype dat een micro-label kan worden herkend. Het betreft meer een manier van doen.

Méér dan platen (esthetiek en identiteiten) / In een bredere context waar, sinds het begin van de jaren 2000, de markt van de platenverkoop meedogenloos wordt opgegeten door de toename van downloads, kiezen microlabels soms om zich te positioneren (op hun niveau, per definitie klein, van 500, 100 of 50 exemplaren) met een sterke identiteit wat betreft het formaat of de esthetiek van hun releases. Lexi Disques brengt alleen 45-toeren uit, Minijack bracht in 2003-2004 alleen… diskettes van 3,5 inchs van één enkel nummer uit (een soort intentieverklaring, met een toegeving van een dubbelzinnige en paradoxale kant, over de overgang van muziek op een fysieke drager naar gedematerialiseerde muziek)… Okraïna geeft de verantwoordelijkheid aan Gwénola Carrère voor al zijn hoesjes, terwijl Dennis Tyfus zelf voor de hoesjes van zijn eigen label Ultra Eczema zorgt. In 2003, voor zijn eerste plaat, een 45-toeren van de Amerikanen van Trumans Water, zal de Antwerpse tekenaar 300 verschillende hoesjes met de hand tekenen. Een proces dat in 2009 door Nico Uské zal worden overgenomen voor de 200 hoesjes van zijn album Palpelpin op het label Sonig. De grafische kunst van het label Hotel rustique (cassettes en CD-R) van McCloud Zicmuse en Anne Brugni getuigt van hun onbezonnen liefde voor oranje en de vakjes van boekdrukkunst van Gutenberg (gepassioneerde interesse voor manuele drukpersen die we ook terugvinden in de mooie en inventieve creaties van Dimitri Runkkari voor het elektronisch label Vlek).

Het is een dubbele niet gecontroleerde, vaak gehoorde uitspraak : « we hebben nooit zo weinig platen verkocht » « maar er zijn nooit zoveel labels geweest en zoveel platen uitgebracht ». In ieder geval, in de context van een muzikale industrie die verlamd is door de crisis die hij meemaakt, bieden de microlabels een weldadig sterrenstelsel van kleine porties lef, smaak en eigenaardigheid.

 

Philippe Delvosalle

[1] Bijvoorbeeld de labels Bilbo Product van Dominique A en Françoise Breut, Résidence Baudoux van Laurent en Nicolas Baudoux (Scratch Pet land, Fan Club Orchestra, enz. ), Kalinka Vichy van Martiensgohome, Cheloniamydas / Snapshots van Stefaan Quix, La Scie dorée van Timo van Luijck, enz.

[2] Toothpick, Studio Muscle, Sloow tapes, Tanuki records zijn voornamelijk cassettelabels. Imvated en Young Girls combineren de twee formaten.